De waarde van in Nederland gelegen onroerende zaken wordt jaarlijks vastgesteld. De Wet WOZ bepaalt op welke wijze dat gebeurt. In beginsel wordt de waarde vastgesteld naar de waardepeildatum. Dat is 1 januari van het kalenderjaar voor het jaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld. Voor woningen in aanbouw geldt dat voor de waarde op de waardepeildatum wordt gekeken naar de staat waarin de woning zich bevindt op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld. Dat is de zogenaamde toestandsdatum. Op die manier wordt rekening gehouden met de veranderingen die een woning in aanbouw in de loop van het jaar tussen de waardepeildatum en toestandsdatum heeft ondergaan.

De waarde van een pand in aanbouw wordt op grond van de Wet WOZ bepaald op de vervangingswaarde. De vervangingswaarde is de som van de grondwaarde en de waarde van de opstal. De waarde van de opstal wordt bepaald door vermenigvuldiging van de geschatte stichtingskosten met het voortgangspercentage op de toestandsdatum. Dat betekent dat op de toestandsdatum moet worden gekeken hoe ver de bouw is gevorderd.

Een procedure voor de Rechtbank Oost-Brabant betrof de waarde van een appartement in aanbouw. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde bepaald op de koopprijs van het gronddeel van het appartement. Het voortgangspercentage van de bouw heeft de heffingsambtenaar niet in de waardebepaling betrokken omdat de bouw nog niet ver was gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.