Een echtpaar heeft op 1 december 2021 een open fonds voor gemene rekening opgericht. Aan ieder van de echtgenoten zijn 998 participaties uitgereikt tegen storting van € 99.800 op een spaarrekening op eigen naam. De stortingen waren afkomstig van een rekening op naam van beide echtgenoten. Een van beide echtgenoten is aangesteld als bewaarder en beheerder van het fonds. Volgens de overeenkomst kan de bewaarder/beheerder zonder toestemming van de zittende participanten participaties plaatsen bij derden.

Aan de rechtbank is de vraag voorgelegd of het vermogen, dat in het fonds is gestort, tot de grondslag sparen en beleggen van het echtpaar behoort. In essentie is in geschil of het echtpaar een open fonds voor gemene rekening heeft ingesteld, waarin een deel van het vermogen is gestort. Voor de aanwezigheid van een fonds dient sprake te zijn van een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden. Van de deelgerechtigdheid in het fonds moet blijken uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het fonds aan de definitie. Dat een van de echtgenoten als bewaarder is aangewezen om voor het fonds op te treden, staat op zichzelf  niet in de weg aan de vorming van een fonds.

De conclusie is dat sprake is van een open fonds voor gemene rekening. De rechtbank heeft de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2022 verminderd.