De Wet op de vennootschapsbelasting (Vpb) kent een aantal subjectieve vrijstellingen. Deze vrijstellingen zijn bestemd voor lichamen die een bijzonder algemeen maatschappelijk belang vertegenwoordigen. De Wet bevat een delegatiebepaling op grond waarvan dergelijke lichamen bij algemene maatregel van bestuur onder voorwaarden kunnen worden vrijgesteld. De voorwaarden betreffen de werkzaamheden en de omvang of bestemming van de winst. Vrijstellingen zijn er voor zorginstellingen, sociale werkbedrijven en sociale kredietbanken.
Het bestaansrecht van de subjectieve vrijstellingen komt onder druk te staan wanneer vrijgestelde lichamen in concurrentie treden met reguliere marktpartijen. De vrijstelling vormt een concurrentievoordeel. Kinderopvangorganisaties zonder winstoogmerk concurreren met kinderopvangorganisaties die winst nastreven. Ruim 60% van de kinderdag- en buitenschoolse opvang wordt verzorgd door commerciële aanbieders. Om die reden is er geen aanleiding om kinderopvangorganisaties zonder winstoogmerk vrij te stellen van Vpb. Een vrijstelling voor kinderopvangorganisaties zonder winstoogmerk is naar alle waarschijnlijkheid in strijd met Europese staatssteunregels.
Stel een vraag: