De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over het recht op teruggave van btw aan een consument van buiten de EU. Aanleiding voor de vragen is een recente uitspraak van de Rechtbank Gelderland.

Een van de voorwaarden voor het recht op teruggave is dat de niet-EU reiziger bewijst dat de gekochte goederen de EU daadwerkelijk in zijn persoonlijke bagage hebben verlaten. De reiziger dient daartoe de factuur te laten voorzien van het visum van het douanekantoor van uitgang uit de EU. Op grond van de btw-richtlijn zal een winkelier bij de verkoop btw berekenen aan de niet-EU reiziger. Op dat moment moet de niet-EU reiziger aan de winkelier kenbaar maken dat hij in aanmerking wil komen voor teruggaaf van de betaalde btw. De winkelier moet dat weten om te voorkomen dat hij mogelijk niet voldoet aan de formele vereisten voor toepassing van het nultarief. De winkelier moet de aanspraak op toepassing van het nultarief kunnen aantonen aan de hand van boeken en bescheiden. Als bewijs dat de betreffende goederen de EU met de niet-EU reiziger hebben verlaten dient de winkelier te beschikken over een door de Douane geviseerde aankoopfactuur op naam van de niet-EU reiziger, waarop het nummer van diens legitimatiebewijs is vermeld. De niet-EU reiziger dient zijn gebruikelijke woon- of verblijfplaats met een legitimatiebewijs aan te tonen.

Nadat de winkelier het bewijs van uitvoer heeft ontvangen, kan hij overgaan tot het toepassen van het btw-nultarief en de btw, eventueel onder verrekening van de fee van een betrokken tussenpersoon, aan de niet-EU reiziger teruggeven.

De staatssecretaris merkt op dat het (achteraf) toepassen van het btw-nultarief en de teruggaaf van btw aan de niet-EU reiziger een aanzienlijke administratieve inspanning vraagt van een winkelier, waartoe deze niet kan worden verplicht.

Een niet-EU ingezetene kan niet rechtstreeks, al dan niet met een intermediair, bij de Belastingdienst vragen om teruggave van btw als de winkelier daar niet aan meewerkt. Dat betekent dat als een winkelier ten tijde van de verkoop kenbaar maakt dat hij niet achteraf het btw-nultarief zal toepassen en dus de btw niet zal teruggeven, de niet-EU reiziger geen andere keuze heeft dan zijn aankoop elders te doen.

De staatssecretaris deelt niet de opvatting van de vragensteller dat de Nederlandse wet- en regelgeving op dit punt niet in lijn is met de btw-richtlijn.