De Belastingdienst heeft de aanslag inkomstenbelasting 2018 van een belastingplichtige tijdens de beroepsprocedure verminderd met toepassing van het Besluit rechtsherstel box 3. De rechtbank heeft het door de belastingplichtige ingestelde beroep ongegrond verklaard. Vanwege de ongerealiseerde koerswinsten kon volgens de rechtbank niet worden gezegd dat het behaalde werkelijke rendement lager is dan het door de inspecteur in de heffing betrokken rendement.
In hoger beroep oordeelde Hof Den Haag dat niet-gerealiseerde koerswinsten buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de vaststelling van het werkelijk gerealiseerde rendement. Wel moet rekening worden gehouden met de ontvangen bedragen aan rente en dividend en met een in 2018 gerealiseerde koerswinst. Omdat het hof de omvang daarvan niet heeft kunnen vaststellen, heeft het hof het belastbare inkomen in box 3 gesteld op € 50.000.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond verklaard. Het hof heeft bij de vaststelling van het werkelijke rendement ten onrechte de ongerealiseerde koerswinst buiten beschouwing gelaten.
De belastingplichtige heeft in cassatie verzocht om vergoeding van rente over het bedrag van de in strijd met het EVRM en het EP geheven belasting. De Hoge Raad is van oordeel dat een dergelijk verzoek om schadevergoeding niet voor het eerst in cassatie kan worden gedaan. Het verzoek moet reeds daarom worden afgewezen. Ten overvloede merkt de Hoge Raad op dat ook een tijdig verzoek niet voor toewijzing in aanmerking zou zijn gekomen.
Stel een vraag: