Gisteren hebben de partijleiders van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie het regeerakkoord gepresenteerd. Het akkoord bevat diverse fiscale maatregelen, die wij hieronder voor u op een rijtje zullen zetten. Veel maatregelen zijn nog in algemene termen omschreven. De gedetailleerde uitwerking zal gedurende de regeringsperiode in de vorm van wetsvoorstellen tot ons komen.
Eigen woning
In de dagen voorafgaand aan de presentatie van het akkoord hadden de media de meeste aandacht voor de maatregelen rondom de eigen woning. Deze maatregelen houden in:
- Het tarief waartegen de hypotheekrente kan worden afgetrokken wordt in stappen van 3% teruggebracht tot het nieuwe basistarief van 36,93%.
- Huiseigenaren met geen of een geringe hypotheekschuld gaan alsnog weer belasting betalen over de waarde van de eigen woning. Met een afbouwperiode van 30 jaar lijken de consequenties gedurende de eerstkomende jaren mee te vallen, maar enige scepsis in op zijn plaats. De afbouw van het tarief voor aftrek van hypotheekrente werd een aantal jaren geleden ook aan de belastingplichtigen gepresenteerd als een
regeling met beperkte consequenties gezien de afbouwperiode van 20 jaar.
Vennootschapsbelasting
- Het tarief voor de vennootschapsbelasting daalt in een aantal stappen van 20 tot 25% nu naar 16% tot 21% in 2021.
- Om een al te grote aanzuigende werking van de BV te voorkomen stijgt in de inkomstenbelasting tegelijkertijd het aanmerkelijk belangtarief (Box II) van 25% naar 28,5%. Voor de DGA blijft daardoor de gecombineerde
druk van Vennootschaps- en Inkomstenbelasting nagenoeg gelijk.
- Er komt een beperking in de aftrekmogelijkheid voor rente op vreemd vermogen.
De mogelijkheden verliezen over de jaren heen te verrekenen wordt versoberd, hetgeen onzes inziens zoveel wil zeggen als dat het aantal jaren waarin verliezen voorwaarts kunnen worden verrekend (nu nog 9 jaar) zal worden
teruggebracht.
Tarieven inkomstenbelasting
- De huidige vier schijven worden teruggebracht tot een basistarief van 36,93% en een toptarief van 49,5%
- Niet alleen de hypotheekrente is straks nog maar aftrekbaar tegen het basistarief, dit geldt ook voor bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek. Alhoewel niet specifiek in de het akkoord benoemd lijkt de tekst te suggereren dat alle aftrekposten, dus ook bijvoorbeeld alimentatie, lijfrentepremies en premies voor een AOV-verzekering straks nog slechts tegen 36,93% aftrekbaar zijn.
- In Box II gaat het tarief zoals eerder genoemd met een aantal stappen van 25% naar 28,5%.
- In Box III gaat het heffingsvrij vermogen van € 25.225 naar € 30.000. Tevens zal sneller aansluiting gezocht worden bij het werkelijk rendement op spaartegoeden, hetgeen zoveel wil zeggen dat het tarief in de
eerste schijf van € 75.000 licht zal dalen. Gedurende deze kabinetsperiode zal een heffing op basis van het werkelijke rendement worden uitgewerkt.
ZZP’-ers
De veel bekritiseerde wet DBA wordt ingetrokken. In de nieuwe systematiek lijkt de behoefte aan rechtszekerheid voor de opdrachtgever beter te worden geadresseerd. De ZZP-markt wordt daartoe opgedeeld in een drietal delen:
de kwetsbaar genoemde onderkant, de bovenkant en de middengroep.
- Aan de onderkant van de markt gaat gewerkt worden met een minimumuurtarief dat tussen de €15 en € 18 zal komen te liggen. ZZP-ers die minder verdienen dan dit tarief én hetzij een contract hebben voor langere
duur (meer dan drie maanden), hetzij reguliere bedrijfsactiviteiten verrichten, worden altijd geacht in dienstbetrekking te zijn.
- Aan de bovenkant van de markt krijgt de ZZP-er een “opt-out”: de ZZP-er kan zelf de keuze maken om niet langer onder de loonbelasting en de werknemersverzekeringen te vallen. Het gaat hierbij om ZZP-ers met een
uurtarief hoger dan € 75 die hetzij een contract hebben van minder dan een jaar hetzij werkzaamheden verrichten die niet kunnen worden aangemerkt als het verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten.
- Voor de middengroep komt er een opdrachtgeversverklaring, die opdrachtgevers vooraf duidelijkheid en zekerheid geeft over de inhuur van zelfstandigen. De opdrachtgeversverklaring kan worden aangevraagd via
een webmodule en geeft de opdrachtgever, mits naar waarheid ingevuld, de gewenste bescherming. In deze zin is de werking van de opdrachtgeversverklaring min of meer te vergelijken met de bij invoering van de DBA
afgeschafte VAR, met dien verstande dat nu niet de ZZP-er maar de opdrachtgever de aanvraag doet.
Vestigingsklimaat
Het kabinet streeft naar een aantrekkelijk vestigingsklimaat, maar wil tegelijkertijd de rol van Nederland als belastingparadijs voor internationale ondernemingen terugdringen. Daartoe wordt een aantal maatregelen genomen:
- De dividendbelasting wordt afgeschaft. Voor inwoners van Nederland is de dividendbelasting slechts een voorheffing op inkomsten- of vennootschapsbelasting, dus zij zullen hiervan uiteindelijk geen voordeel ondervinden. Slechts buitenlandse aandeelhouders van in Nederland gevestigde ondernemingen hebben hier baat bij.
- Daarentegen komt er wel een bronheffing op rente- en royaltystromen vanuit Nederland naar landen met zeer lage belastingtarieven (“belastingparadijzen”).
- Ook de fiscale voordelen voor expats worden ingeperkt door de looptijd van de 30%-regeling te beperken van acht naar vijf jaar .
BTW
Het lage BTW-tarief gaat van 6% naar 9%.
Vergroening
Als tegenhanger voor de tariefsverlagingen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, stijgen de heffingen op milieuvervuilend gedrag. Zo komen er aanpassingen in de energiebelasting en een verhoging van de belasting op het storten en verbranden van afval. Als burger zullen we de effecten daarvan terugzien in de vorm van een hogere energierekening of een hogere afvalstoffenheffing via de gemeente. Voorts gaat ingezet worden op afspraken op Europees niveau over belastingheffing op luchtvaart of een heffing op lawaaiige en vervuilende vliegtuigen. Indien dit alles geen succes heeft, wordt er eenzijdig een vliegbelasting ingevoerd in 2021.
Pensioen
Het nieuwe kabinet zet in op een vernieuwing van het pensioenstelsel per 2020. Er wordt van de sociale partners verwacht dat zij een nieuw pensioencontract ontwikkelen dat door de SER gedragen wordt. Begin 2018 moeten partijen overeenstemming hebben over de nadere invulling, zodat daarna begonnen kan worden met het wetgevingsproces. In 2020 zou het wetgevingsproces afgerond moeten zijn.