Ruim een jaar geleden zijn de toepassingsmogelijkheden van de herinvesteringsreserve (afgekort: ‘HIR’) in de jurisprudentie verruimd. Wij berichtten hier al over in onze publicatie van 7 februari van het vorige jaar. Zie hier. Eén van de verruimingen was het gevolg van een arrest van de Hoge Raad. Hierin was bepaald dat ook de boekwinst die het gevolg was van een uitdelingscorrectie, voor reservering in een HIR in aanmerking kwam. Nadat de Hoge Raad het voorgaande had bepaald, diende Gerechtshof Amsterdam vervolgens na te gaan of belastingplichtige in dit geval een herinvesteringsvoornemen had. Hof Amsterdam heeft hierover op 9 januari jl. uitspraak gedaan.
De uitdelingscorrectie
Van een uitdelingscorrectie kan bijvoorbeeld sprake zijn als een besloten vennootschap haar bedrijfsmiddel voor een te lage prijs aan haar aandeelhouder verkoopt. Het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van het bedrijfsmiddel en de te lage verkoopprijs wordt in dat geval ook als boekwinst van de B.V. gezien, waarover in beginsel vennootschapsbelasting verschuldigd is. De Hoge Raad bepaalde dat als de besloten vennootschap echter een herinvesteringsvoornemen heeft, deze boekwinst voor reservering in een HIR in aanmerking kan komen. Hierdoor wordt dan acute belastingheffing over deze boekwinst / uitdelingswinst bij de besloten vennootschap voorkomen.
Oordeel Hof Amsterdam inzake het herinvesteringsvoornemen
Hof Amsterdam oordeelde in haar uitspraak van 9 januari jl. dat belastingplichtige inderdaad voldeed aan de op haar rustende bewijslast dat zij eind 2005 beschikte over het vereiste herinvesteringsvoornemen; ook voor het bedrag dat gelijk was aan de onttrokken winst in de bedrijfsmiddelen. Ondanks het feit dat de hogere boekwinst belastingplichtige niet ter beschikking stond om te herinvesteren, kon belastingplichtige toch voor dat bedrag een herinvesteringsvoornemen hebben. De herinvestering zou namelijk ook met andere eigen middelen of met vreemd vermogen gefinancierd kunnen worden. Uit de investeringen in 2005 en 2006 bleek dat belastingplichtige het herinvesteringsvoornemen had. Ook werd er belang gehecht aan het feit dat het herinvesteringsvoornemen door belastingplichtige was neergelegd in directiebesluiten. Aangezien vast stond dat belastingplichtige in 2006 voor ongeveer € 3.600.000 had geïnvesteerd in voor belegging bestemde onroerende zaken, vernietigde het hof uiteindelijk de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over de uitdelingscorrectie.
Er was in de gegeven omstandigheden, ondanks dat de boekwinst niet door belastingplichtige in de aangifte vennootschapsbelasting was verantwoord en ondanks het feit dat de opbrengst belastingplichtige niet ter beschikking stond, toch sprake van een herinvesteringsvoornemen. Hierdoor was het voor belastingplichtige mogelijk om de belastingheffing over de uitdelingswinst middels de HIR uit te stellen en werd de opgelegde navorderingsaanslag vernietigd.
Wilt u meer weten over de mogelijkheden die de fiscale faciliteit van de HIR u kan bieden, neemt u dan gerust contact op met één van onze adviseurs.
Bron: Gerechtshof Amsterdam 9 januari 2018; ECLI:NL:HR:2016:2080
Stel een vraag: