In het kader van een herstructurering van een groep zijn de activiteiten van twee groepsmaatschappijen in 2016 overgedragen aan een derde groepsmaatschappij. De twee overdragende groepsmaatschappijen zijn daarna geliquideerd. In 2017 heeft de moedermaatschappij haar belang in de derde groepsmaatschappij uitgebreid van 51 naar 100%. De koopsom voor het 49%-belang bedroeg € 778.125. De inspecteur heeft uit de koopsom afgeleid dat het 100%-belang in de groepsmaatschappij € 1.588.010 waard was. In oktober 2017 is deze groepsmaatschappij geliquideerd. De activiteiten zijn overgegaan op de moedermaatschappij.
Uit het verschil tussen het zichtbare eigen vermogen en de aandelenwaarde volgt volgens de inspecteur dat de groepsmaatschappij vermogensbestanddelen bezat met aanzienlijke stille reserves. Bij de liquidatie zijn deze bestanddelen overgegaan op de moedermaatschappij. De inspecteur heeft de aangifte vennootschapsbelasting van de groepsmaatschappij over 2017 gecorrigeerd door de door hem berekende meerwaarde van € 2.066.923 bij de winst te tellen.
De inspecteur heeft dit bedrag in delen ook betrokken in aan de eerder geliquideerde groepsmaatschappij opgelegde navorderingsaanslagen over 2016. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft die navorderingsaanslagen in stand gelaten. De inspecteur heeft de rechtbank gevraagd om ter voorkoming van dubbele heffing de correctie bij de derde groepsmaatschappij te elimineren.
De rechtbank heeft de aan de derde groepsmaatschappij opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 2017 verminderd.
Stel een vraag: