Rechtbank Noord-Nederland lijkt te zijn omgegaan: een verlies uit aanmerkelijk belang is ook om te zetten in een belastingkorting als het verlies niet is vastgesteld bij beschikking.
Dga’s en andere houders van een aanmerkelijk belang (ab) dienen hun inkomen uit ab als volgt te berekenen. Ten eerste berekenen zij de reguliere voordelen uit ab, zoals dividend, verminderd met de daarbij behorende aftrekbare kosten. Vervolgens bepalen zij het resultaat uit een (fictieve) vervreemding van hun aanmerkelijk belang. Hebben zij nog een bedrag aan persoonsgebonden aftrek openstaan na de verrekening met de inkomens van box 1 en box 3? Dan is het restant van de persoonsgebonden aftrek in mindering te brengen op het inkomen uit ab (box 2). De persoonsgebonden aftrek kan het inkomen uit ab niet tot minder dan nihil verlagen.
Het inkomen uit ab kan negatief zijn. Stel bijvoorbeeld dat een dga zijn ab-aandelen heeft gefinancierd met een lening. De vennootschap waarin hij dit belang houdt, behaalt een matige winst. Daardoor kan het dividend (regulier voordeel) lager zijn dan de rente die de aandeelhouder moet betalen. In dat geval lijdt de aandeelhouder een ab-verlies. Ook het verkopen van aandelen tegen een lagere prijs dan de aandeelhouder er zelf voor heeft betaald, leidt in principe tot een verlies uit aanmerkelijk belang.
De ab-houder mag zijn verlies uit aanmerkelijk belang in een bepaald kalenderjaar verrekenen met een positief inkomen uit ab in het voorgaande jaar en/of met de positieve ab-inkomens in de zes volgende kalenderjaren. De verliesverrekening vindt plaats in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan en de ab-houder de inkomens heeft genoten. Na zes jaar verdampt het verlies uit aanmerkelijk belang.
Stel een belastingplichtige met een openstaand ab-verlies heef zowel in het kalenderjaar als in het voorafgaande jaar geen ab meer. Zijn partner heeft in die twee jaren evenmin een ab. In dat geval mag de belastingplichtige op verzoek het openstaand ab-verlies omzetten in een belastingkorting. Overlijdt de belastingplichtige in een kalenderjaar en heeft hij geen partner? Dan is het mogelijk namens hem te verzoeken om een omzetting als hij op het moment van zijn overlijden geen ab meer had. De belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang bedraagt 26,9% (percentage 2021) van het nog openstaande verlies.
De wet bepaalt dat de inspecteur het bedrag van de belastingkorting vaststelt bij een beschikking. Tegen deze beschikking kan men in bezwaar en beroep gaan. In principe zal de Belastingdienst ook het verlies uit ab hebben vastgesteld in een beschikking. Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 15 juni 2021 dat zonder zo’n beschikking een verlies uit ab niet is om te zetten in een belastingkorting. Zie: ‘Eerst ab-verlies in beschikking, dan belastingkorting’. Dezelfde instantie, maar met een andere persoon als rechter, kwam een paar maanden later met het tegenovergestelde oordeel. In die zitting merkt de rechter op dat uit de grammaticale uitleg van de wettekst niet valt te halen dat het ab-verlies bij beschikking moet zijn vastgesteld. Uit de wetsgeschiedenis maakt de rechtbank op dat de wetgever de formalisering van het vaststellen van het ab-verlies en de belastingkorting in één beschikking wilde samenbundelen.
De bedoeling van de wetgever is op zichzelf niet onlogisch, zo oordeelt de rechtbank. Het doel van de regeling is immers dat men een verlies uit ab, dat niet (meer) op reguliere wijze is te verrekenen met winst uit ab, toch nog kan compenseren. Het gaat dus niet om de reguliere verliesverrekening binnen box 2. In plaats daarvan gaat het om het overhevelen van een resterend verlies vanuit box 2 naar box 1. Tegen die achtergrond is het niet noodzakelijk om het resterende verlies eerst binnen box 2 bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen. Doordat er geen aanmerkelijk belang meer is, zal toch geen verliesverrekening binnen box 2 meer plaatsvinden.
De belastingplichtige mag de belastingkorting verrekenen met de belasting over het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) in het jaar van omzetting en/of met de box 1 inkomens in de zeven daaropvolgende jaren. De nog niet gebruikte belastingkorting komt echter uiterlijk te vervallen als negen jaren zijn verstreken na het jaar waarin de belastingplichtige het ab-verlies heeft geleden. Vindt de omzetting van het ab-verlies in de belastingkorting plaats in het jaar waarin de partnerloze belastingplichtige is overleden, dan valt de belastingkorting alleen te verrekenen met het inkomen uit box 1 in het jaar van overlijden.
Wet: art. 4.12, 4.47, 4.49 en 4.53 Wet IB 2001
Bron: Taxence, 23 november 2021
Stel een vraag: