Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in enkele uitspraken over de belastingheffing in box 3 geoordeeld dat op het aandeel in VvE-reserves het forfaitair bepaalde rendement voor bank- en spaartegoeden van toepassing is en niet het rendementspercentage voor overige bezittingen. De aanslagen, waarop deze procedures betrekking hadden, waren eerder al verminderd op grond van het herstelbesluit box 3. Het hof heeft de aanslagen verder verminderd. De staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraken beroep in cassatie ingesteld. Volgens de staatssecretaris heeft het hof te vergaand rechtsherstel geboden.

De Hoge Raad is van oordeel dat het hof heeft miskend dat bij de vaststelling van het werkelijke rendement moet worden gekeken naar het rendement op het gehele vermogen in box 3 van de belastingplichtige. Het hof had niet alleen naar het rendement op het aandeel in de VvE-reserves mogen kijken. De uitspraken van het hof zijn vernietigd en de zaken zijn verwezen naar Hof Den Bosch voor verdere behandeling. Daarbij dient het hof ervan uit te gaan dat een aandeel in het reservefonds van een VvE onder de in 2018 geldende wettelijke regeling geen banktegoed is, maar een overige bezitting. Voor overige bezittingen geldt een hoger forfaitair rendementspercentage dan voor banktegoeden.